Oefening 1
1 |
2.30 |
half drie |
2 |
3.15 |
kwart over drie |
3 |
4.05 |
vijf over vier |
4 |
5.45 |
kwart voor zes |
5 |
6.55 |
vijf voor zeven |
6 |
7.10 |
tien over zeven |
7 |
8.25 |
vijf voor half negen |
8 |
9.35 |
vijf over half tien |
9 |
10.20 |
tien voor half elf |
10 |
11.40 |
tien over half twaalf
|
Oefening 2
1 |
?? |
2 |
Je moet altijd heel goed opletten. |
3 |
Willen jullie de woorden opschrijven? |
4 |
De onderwijzer kan het probleem goed uitleggen.
|
5 |
Ik mag nooit veel geld meenemen.
|
Oefening 3
1 |
Fietsers kijken hier goed uit. |
2 |
Henk trekt morgen zijn nieuwe schoenen
(shoes) aan. |
3 |
Hij trekt ze waarschijnlijk weer uit. |
4 |
Vader nodigt zijn vrienden volgende week niet uit.
|
5 |
Moeder stelt haar broer aan de familie van haar man
voor. |
Oefening 4
1 |
There was no milk in the refrigerator. |
2 |
Are there are a lot of oak trees in the
woods? |
3 |
Where is my book? You are sitting on it! |
4 |
I am not thinking about it! |
5 |
I can not live from it.
|
Oefening 5
1 |
Daar hij heeft zijn hele leven gewoond. |
2 |
Ik moet erin slapen. |
3 |
Mogen we erin rijden? |
4 |
Leg het papier erop. |
5 |
Ik zal erom vragen. |
6 |
Hoe lang blijven we daar? |
7 |
Er waren niet veel mensen op de vergadering.
|
8 |
Kan ze ermee lopen? |
9 |
Nee, maar ze kan er al op staan. |
10 |
En ik denk dat ze er al voor heeft betaalde.
|
Oefening 6
1 |
Moeder en Vader liepen in de tuin. |
2 |
Ze praatten over de kinderen. |
3 |
Ze hebben een nieuw huis gekocht. |
4 |
Hun oude huis was niet zo aardig. |
5 |
We waren daar en nu we zijn hier. |
6 |
Wim heeft al twee fietsen gehad. |
7 |
Henk houdt niet van fietsen. |
8 |
Wim en Henk hadden een kleine hond. |
9 |
Meneer Van Dam heeft twee auto’s gehad. |
10 |
Waarom heb je zo veel geld geleend. |
11 |
Hij speelde op hun piano. |
12 |
Heb je ooit op hun piano gespeeld? |
13 |
Mijn oom en tante hebben al twee jaar in Nederland
gewoond. |
14 |
Hannie kookt goed maar vaandag heeft haar moeder
gekookt. |
15 |
Waarom plaag je je kleine broer? |
16 |
Hij plaagt me ook altijd. |
17 |
Maar ik speel ook met hem en mijn zus. |
18 |
Ik heb mijn vader gehoord. Hij parkeert zijn auto.
|
19 |
Hoe smaakt het eten? |
20 |
We hebben vandaag niet veel geleerd. |
21 |
De dagen komen en gaan. |
22 |
Gisteren is gekomen en is gegaan. |
23 |
Wim oefent uren op de piano. |
24 |
Ze heeft me zeventien gulden vijfentwintig cents
gegeven. |
25 |
Ik heb drie maanden moeten gewacht.
|
Oefening 7
Education in the Netherlands
Cor: When are the children getting up?
Father: At about seven or seven thirty.
Cor: And when does school start?
Father: That varies. Wim’s school begins at eight thirty,
Hannie begins at 8:20 and Henk’s first lesson is at eight
o’clock.
Cor: Don’t they attend the same school?
Father: No, Wim is at the HTS (Higher Technical School),
Hannie at the VWO ( Preparative Scientific Education) and
Henk at the HAVO ( Higher General Formative Education) .
Cor: Why don’t they attend the same school?
Father: Wim is at a technical school because he wants to
become an engineer, Hannie wants to study languages and Henk
wants to become a music teacher.
Cor: And have they also attended different elementary
schools?
Father: No, they have all attended the same Protestant
Christian elementary school.
Cor: And you had to pay a lot for it?
Father: No, education is very cheap in the Netherlands
and everyone pays the same.
Cor: Are there also Catholic schools?
Father: Yes, a lot. And there are also schools for
Jewish, Muslim and Hindu children.
Cor: How much do you have to pay for the education of the
three children?
Father: A few hundred guilders. Even education to ??? per
year.
Cor: Is the education good in the Netherlands? Is it the
same as in America?
Father: It is very good but much different than in
America. The students take exams at the end of the year and
if they don’t know enough, they must repeat the whole
year.
Cor: Also in the final year?
Father: In the final year the exams cover two years
work.
Cor: Is there a difference between the various
universities?
Father: There is no difference in quality between the
universities but there is a difference between the subjects
that they teach.
Cor: Why isn’t Wim going to university?
Father: A Technical High School is the same as a
university but the students only study technical subjects
there.
Cor: And why is Hannie at the VWO and Henk at the
HAVO?
Father: Because Henk is going to the conservatory and
Hannie is going to university. Henk thus doesn’t have to go
to the VWO.
Cor: I find it all very complicated!
Father: Yes, it is very complicated because education in
the Netherlands is very specialized.
Oefening 8
Note – 3. Beginnen de verschillende scholen dezelfde
tijd? should be Beginnen de verschillende scholen
op dezelfde tijd?
1 |
Henks lessen beginnen om acht uur. |
Henk’s lessons begin at eight o’clock. |
2 |
De school van Hannie begint om tien voor half
negen. |
Hannie’s school begins at 8:20 |
3 |
Nee, de verschillende scholen beginnen niet op
dezelfde tijd. |
No, the different schools don’t begin at the same
time. |
4 |
Wim wil ingenieur worden. |
Wim wants to become an engineer. |
5 |
Ja, Henk wil muziekleraar worden. |
Yes, Henk wants to become a music teacher.
|
6 |
Ja, zij hebben allemaal op dezelfde basisschool
gezeten. |
Yes, they all attended the same elementary school.
|
7 |
Nee, christelijk onderwijs is niet erg duur in
Nederland. |
No, Christian education is not very expensive in
the Netherlands. |
8 |
Nee, onderwijs in Nederlands is heel anders dan in
Amerika. |
No, education in the Netherlands is very different
than that in America. |
9 |
Ja, alle universiteiten zijn goed in Nederland,
|
Yes, all universities are good in the Netherlands.
|
10 |
Wim zit op een technische hogeschool want hij wil
ingenieur worden. |
Wim attends a technical high school because he
wants to become an engineer. |
11 |
Hannie wil talen studeren. |
Hannie wants to study languages. |
12 |
Henk gaat naar het conservatorium omdat hij
muziekleraar wil worden. |
Henk is going to the conservatory because he wants
to become a music teacher. |
13 |
Studenten die technische vakken studeren gaan naar
technische hogescholen. |
Students that study technical subjects go to a
technical High School. |
14 |
Nee, Oom Cor kan het allemaal niet heel goed
begrijpen. |
No, uncle Cor can not understand it all very well.
|
15 |
Het onderwijs in Nederland is zo ingewikkeld omdat
het erg gespecialiseerd is. |
Education in the Netherlands is so complicated
because it is very specialised.
|
Oefening 9
(a)
|
Past |
Present Perfect |
1 |
Meneer Van Dam ging naar zijn kantoor. |
Meneer Van Dam is naar zijn kantoor gegaan.
|
2 |
Hij begon om negen uur. |
Hij is om negen uur begonnen. |
3 |
Moeder kocht vlees bij de slager. |
Moeder heeft vlees bij de slager gekocht.
|
4 |
Zij kocht hun brood bij de bakker op de hoek.
|
Zij heeft hun brood gekocht bij de bakker op de
hoek. |
5 |
Jan had een nieuwe fiets. |
Jan heeft een nieuwe fiets gehad. |
6 |
Mijn zusje was acht jaar. |
Mijn zusje is acht jaar geweest. |
7 |
Zij speelde meestal de hele dag buiten. |
Zij heeft meestal de hele dag buiten gespeeld.
|
8 |
Wim leende Vaders auto. |
Wim heeft Vaders auto geleend. |
9 |
Vader zei niet veel. |
Vader heeft niet veel gezegd. |
10 |
Hannie fietste elke dag naar haar vriendin. |
Hannie is elke dag naar haar vriendin gefietst.
|
(b)
|
Present |
Past |
1 |
De jongen studeert in de bibliotheek. |
De jongen studeerde in de bibliotheek. |
2 |
Moeder doet boodschappen. |
Moeder deed boodschappen. |
3 |
Hoeveel vakken heb je? |
Hoeveel vakken had je? |
4 |
Ik heb dit semester vier vakken. |
Ik had dit semester vier vakken. |
5 |
De bakker zegt Goedemorgen. |
De bakker zei Goedemorgen. |
6 |
Hannie en Moeder groeten hem. |
Hannie en Moeder groetten hem. |
7 |
Weet jij hoe laat het is? |
Wist jij hoe laat het was? |
8 |
Ik denk dat het ongeveer vier uur is. |
Ik dacht dat het ongeveer vier uur was. |
9 |
Heeft je vader een grote tuin? |
Had je vader een grote tuin? |
10 |
Ja, want hij is een goede tuinman. |
Ja, want hij was een goede tuinman.
|
(c)
1 |
Wij gaan niet uit totdat wij klaar met ons werk
zijn |
2 |
Henk gaat naar de dokter omdat hij niet helemaal
gezond is. |
3 |
Henk gaat niet naar de dokter tenzij hij niet
helemaal gezond is. |
4 |
De meisjes en jongens gaan naar het strand tenzij
het te koud is. |
5 |
Hij ging naar de universiteit voordat hij was
afgestudeerd. |
(d)
1 |
Ik wil je helpen maar jij moet het eerst vragen.
|
2 |
Wim mag niet in Vaders auto rijden.
|
3 |
Kan jij Duits verstaan? |
4 |
Mijn vader wil het me leren. |
5 |
Mag ik naar de stad gaan? |
(e)
1 |
Jim heeft een zusje dat June heet. |
2 |
Ik heb een brood gekocht bij de bakker die op de
hoek woont. |
3 |
De schoenen die je gisteren hebt gekocht zijn erg
mooi. |
4 |
De kinderen die tussen tien en twaalf jaar oud
zijn, hebben kerstliedjes gezongen. |
5 |
Mijn grootouders zongen graag gezangen die
honderden jaren oud zijn.
|