Lesson 9 - Invullen in blokletters


Intro

This lesson teaches you how to give detailed information about yourself (especially when using forms). You'll also learn about reflexive verbs and you'll get a complete overview of all kinds of pronouns.



Civil servants (ambtenaren) in the Netherlands kan sometimes be very helpful to foreigners, trying to speak clearly and use as little difficult expressions as they can. But mostly they're like most of their colleagues in other countries: having little patience (while asking a lot ...), speaking very quick, using a lot of expressience that are even hard to understand by Dutch people.

It helps though, if you know what they could be saying or asking. Here's a standard kind of conversation to give you a few words and phrases that might be of some help:

Text 9.1 - Wat is uw naam?
  • Wat is uw naam?
  • Smits, Karel Anton Smits.
  • Kunt u uw achternaam voor me spellen?
  • Ja, s-m-i-t-s
  • Dank u wel. Wat is uw adres?
  • Vermeerstraat 12, Amsterdam.
  • En de postcode?
  • 1016 XS
  • Wanneer bent u geboren?
  • Ik ben geboren op 20 augustus 1956
  • Wat is uw beroep?
  • Ik ben autoverkoper.
  • Bent u getrouwd?
  • Ja
  • Heeft u kinderen?
  • Ja, ik heb een zoon en een dochter.
  • Wat is uw nationaliteit?
  • Ik ben Nederlander.



  • For spelling your name, it's important that you studied the alphabet (see pronunciation page in the grammar section), for errors are easily made (especially on a, e and i).

    Of course you don't have that problem when filling in (/out) a form. Futher down you'll find an example of a form with the data of the above mentioned Mr. Smits. But first some notes on these data:

    Text 9.2 - Formulier
    Achternaam    : 
    Voornamen     : 
    
    Adres         : 
    Postcode      : 
    Woonplaats    : 
    
    Telefoon      : 
    Fax           : 
    
    Beroep        : 
    Werkgever     : 
    
    Nationaliteit : 
    
    Geboortedatum : 
    Geboorteplaats: 
    Geboorteland  : 
    
    Geslacht         : 
    Burgerlijke staat:   

    Giro-/bankrekening : Kenteken van de auto: Ik wil me aanmelden als nieuw lid. Ik wil informatie toegestuurd krijgen.


    Opmerkingen : Plaats : Datum : Handtekening:





    In the form above, there is one sentence that contains a reflexive verb: Ik wil me wel/niet aanmelden als nieuw lid.. The infinitive here, is zich aanmelden (to check in, to register): if the dictionary states that zich ('oneself') belongs to a verb it means it's a reflexive one. This is a kind of verb that requires the subject to be an object too. In English, you can do this with some verbs (I'm washing myself, I find myself ..., I'm exerting myself), but in Dutch you have to do this to quite a lot of verbs.

    A few examples:

    Some other verbs can be reflexive: they require an object and this could be the subject. Examples:

    Here are some phrases with these verbs. Note that the refexive pronoun is always placed after the first verb:

    Text 9.3 - Reflexive verbs (examples)
    Ik herinner me zijn naam niet.
    Zij schaamde zich diep voor haar fout.
    Hij heeft zich helemaal vergist.
    Zij zal zich verheugen op haar huwelijk.
    Kun je je voorstellen hoe zwaar zijn leven is?
    Hij kan zich niet meer bewegen.
    Zij heeft zich vandaag nog niet geschoren.
    Hij wast zich elke ochtend.




    The reflexive pronouns you need for the reflexive verbs are listed below. And while we're at it, we might as well take a look at object and possessive pronouns as well:

    Text 9.4 - Pronouns
    subject object possessive reflexive
    ik mij mijn me
    jij jou jouw je
    u u uw zich
    hij hem zijn zich
    zij haar haar zich
    het het zijn zich
    wij ons ons/onze ons
    jullie jullie jullie je
    zij ze - hun hun zich

    A few notes on this:




    Vocabulary
    achter after, behind
    het adres the address
    de ambtenaar the civil servant
    de autoverkoper the car salesman
    het beroep the profession
    (zich) bewegen to move
    burgerlijk civil
    de datum the date
    de dochter the daughter
    elk each
    de fax the fax
    de fout the mistake
    de geboorte the birth
    geboren (ik ben...) born (I was)
    het geslacht the gender
    de handtekening the signature
    zich herinneren to remember
    het huwelijk the marriage
    het kenteken the (car) registration number
    het land the land, the country
    het leven life
    meer more, anymore
    de nationaliteit the nationality
    de Nederlander the Dutchman
    de plaats the place, also: the town
    de postcode the zipcode, postal code
    de rekening the account
    samenwonen to live together
    zich schamen to be ashamed
    (zich) scheren to shave
    spellen to spell
    de staat the state
    de telefoon the telephone
    trouwen to get married
    vandaag today
    zich vergissen to be mistaken
    de verjaardag the birthday
    zich verheugen op to look forward to
    zich voorstellen to imagine
    de werkgever the employer
    de woonplaats place of residence
    de zoon the son
    zwaar heavy, tough




    More ...

  • Imagine some people around you - you can use some peaces of paper on which you can write their names: let there be one male, one female, one couple, one person you can be informal to and one you can be formal to. Now give everyone, including yourself, a book and then tell which book belong to who: dit is mijn boek, dat is jouw boek, dat is uw boek, dat is zijn boek ....

    Now hand over a pen to every person and say what you do while you're doing it: ik geef de pen aan jou, aan hem, aan haar...

  • Try to fill in the form above with your own data.



  • Lession anteriour       Lession seguiente


    Dutchification- Nederlandse Aaftaalingers                   Platina van Meer